Diagnose

Heeft u als huisarts patiënten met diffuse symptomen en chronische pijn? Die voortdurend allerlei klachten hebben zonder dat u een duidelijke diagnose kan stellen? Zijn deze patiënten hypermobiel? Zenuwinklemmingen, ontstekingen, (sub-)luxaties, hernia’s, dysautonomie, slechte wondheling, gastro-intestinale klachten, extreme vermoeidheid,… Misschien hebben deze patiënten wel HSD of hEDS. Uit recent onderzoek blijkt dat deze aandoening een prevalentie heeft van 1 op 500 (Demmler et al., 2019), dus helemaal niet zo zeldzaam als algemeen wordt aangenomen.

Differentiaal diagnose HSD en hEDS

HSD en hEDS zijn complexe aandoeningen met een gelijkaardig klachtenpatroon. Het Centrum Medische Genetica Gent zegt hierover het volgende: ‘In beide patiëntengroepen worden hypermobiliteit met subluxaties of luxaties van gewrichten gerapporteerd, in combinatie met pijnklachten, verminderde proprioceptie, overbelastingsletsels, vermoeidheid, maagdarmklachten en problemen met bloedregulatie. Het is belangrijk om te vermelden dat het verschil tussen HSD en hEDS niet gemaakt wordt op basis van de ernst van de hypermobiliteit, de ernst van de pijn of de ernst van de multisystemische klachten’.

De hypermobiliteits- en pijnklachten kunnen in beide groepen variëren van mild tot zeer opvallend. De ernst van de systemische klachten kan eveneens in grote mate verschillen tussen patiënten en komen ook bij andere aandoeningen voor zoals bijvoorbeeld bij CVS en fibromyalgie. Het verschil tussen HSD en hEDS situeert zich voornamelijk op vlak van de fragiliteit van de zachte weefsels. Voor patiënten met hEDS zal de arts alert zijn voor autonoom dysfuctioneren en bijbehorende complicaties, zeker in geval van een operatieve ingreep (zie Chirurgie).

Sommige experten vermoeden dat HSD en hEDS in oorsprong deel uitmaken van dezelfde aandoening binnen hetzelfde spectrum, anderen denken dat er onderliggend een andere oorzaak aan ten grondslag ligt. Het Internationaal Consortium van EDS en HSD voert doorgedreven onderzoek uit om de pathogenese van HSD en hEDS beter te leren begrijpen.

De hoofdklachten voor zowel hEDS als HSD zijn hypermobiliteit, ontwrichtingen, chronische wijdverspreide pijn en vermoeidheid.

Op dit ogenblik zijn de behandelingprincipes en het ziektemanagement dezelfde voor HSD en hEDS. Beide aandoeningen hebben nood aan een grotere bekendheid, herkenning, bevestiging en zorg. Om de levenskwaliteit te verbeteren voor deze groep van patiënten is het van fundamenteel belang dat medici en zorgprofessionals wereldwijd de managementstrategieën van HSD en hEDS correct kunnen toepassen.

Hoe testen?

De diagnose HSD en hESD wordt gesteld op grond van de bevindingen bij het lichamelijk gestandaardiseerd onderzoek en strikte criteria waarbij er ondermeer sprake is van hypermobiliteit in meerdere gewrichten tegelijkertijd. De mate van hypermobiliteit wordt berekend aan de hand van de Beighton-score. Volgende onderstaande Beighton-scores wijzen op een problematische hypermobiliteit: ≥ 6 op 9 voor pre-puberale kinderen en adolescenten, ≥ 5 op 9 voor mannen en vrouwen na de pubertijd en ≥ 4 op 9 voor mannen en vrouwen boven de 50.

De Beighton-score is ontworpen voor epidemiologische screeningdoeleinden en dient in feite niet voor klinisch gebruik. De test is met behulp van een goniometer snel uitvoerbaar maar geeft alleen informatie over een beperkt aantal gewrichten en dat slechts in het sagittale bewegingsplan.

Bijkomende tests zijn ontwikkeld om de perifere gewrichtsmobiliteit en laxiteit van het bovenste en onderste lidmaat juist te kunnen meten, wat inzicht verschaft over de functionaliteit en de nodige behandeling. U vindt een synthesetabel van deze tests hier.

Na het testen van de hypermobiliteit, dienen een aantal andere criteria gecontroleerd te worden. Een overzicht van deze criteria vindt u hier (Vereniging van Ehlers Danlos Patiënten Nederland). Een engelstalige checklist voor hEDS kan u hier vinden (The Ehlers Danlos Society).

Ondergediagnostiseerd

HDS en hESD is ondergediagnostiseerd in de gezondheidszorg. Hierdoor duurt het gemiddeld 10 à 11 jaar om tot een juiste diagnose te komen (Terry et al., 2015). EDS komt voor bij tenminste 1 op 3.100 tot 1 op 5.000 mensen (Pyeritz, 2000; Kulas-Søborg et al., 2017; Demmler et al., 2019), waarvan 90% van de gevallen hEDS zijn.

Een aandoening wordt als zeldzaam beschouwd als deze bij minder dan 1 op de 2.000 mensen voorkomt. Klassieke EDS (cEDS) heeft een prevalentie van 1 op 20.000 tot 1 op 40.000. Vasculaire EDS (vEDS) heeft een prevalentie van 1 op 100.000 tot 1 op 200.000. Andere types EDS komen minder dan 1 op een miljoen voor en zijn ultra-zeldzaam (Malfait et al., 2017).

hEDS/HSD is de meest voorkomende systemische erfelijke bindweefselstoornis (Tinkle et al., 2017). hEDS behoort momenteel tot de classificatie van zeldzame aandoeningen, maar de werkelijke prevalentie is nog ongekend en waarschijnlijk een sterke onderschatting. Experten vermoeden dat de prevalentie van HSD/hEDS geschat wordt op een voorkomen van 1 op 600 tot 1 op 900. Deze aandoeningen komen bijgevolg veel vaker voor dan gedacht en zijn niet zeldzaam.

“Een diagnose duurt gemiddeld 10 jaar. De meest voorkomende diagnostische fout is de aanname van psychisch lijden of hypochondrie. De werkelijke prevalentie van de aandoening is nog niet gekend, maar wordt hoogstwaarschijnlijk zwaar onderschat.”

In 2021 stelden Hakim et al. in ‘American Journal of Medical Genetics Finally’, het volgende: ‘The belief that EDS is rare or ultra-rare is true for several forms of the syndrome, but increasingly the hypermobile type of EDS (hEDS) is thought more common, and HSD much more common. Yet often the journey to diagnosis and treatment is challenging for patients, who may receive no diagnosis or misdiagnoses. In addition, misconceptions that the issues are solely mental health concerns are commonly reported. Too often there is more than a decade delay in diagnosis, and the negative impact on quality of life from living with under-managed disease is significant’.

Informatie voor huisartsen

Op dit moment is er in Vlaanderen nog geen folder voor huisartsen over HSD en hEDS. Bekijk daarom zeker de nederlandse folder voor huisartsen voor een algemeen overzicht van de problematiek.

Wanneer is verwijzing naar een geneticus aangewezen?

De diagnose van HSD (hypermobiliteit met pijnklachten) hoeft in principe niet door een geneticus gesteld te worden. Een arts met specialisatie op vlak van het musculoskeletaal stelsel, zoals een fysisch geneesheer, reumatoloog, revalidatie-arts of orthopedist kan HSD vaststellen.

Het is wel belangrijk om een geneticus te consulteren als er structurele tekenen aanwezig zijn die mogelijks in de richting van een monogene onderliggende bindweefselaandoening wijzen, zoals vermeld in de onderstaande opsomming.

Tekenen van weefselfragiliteit

  • Multiple abdominale hernia zoals navelbreuk en liesbreuk (Een maagbreuk is niet specifiek voor een erfelijke bindweefselaandoening)
  • Prolaps of verzakking van inwendige organen (blaas, baarmoeder, darmen), die niet gerelateerd is aan voorgaande zwangerschap, of die overmatig lijkt ten opzichte van de zwangerschap
  • Rupturen van inwendige organen (darmen, uterus)
  • Repetitieve pneumothorax of pneumothorax met onduidelijke oorzaak
  • Durale ectasieën

Huidtekenen

  • Atrofische littekenvorming
  • Keloïd littekenvorming is geen typerend teken voor erfelijke bindweefselaandoeningen

Skeletale tekenen

  • Ernstige kyfose of scoliose, met nood aan chirurgische correctie of behandeling via korset
  • Botfragiliteit: multiple breuken, premature osteoporose
  • Pectus deformatie: pectus carinatum / excavatum
  • Congenitale bilaterale heupdislocatie
  • Congenitale klompvoetjes
  • Congenitale torticollis
  • Ernstige premature osteoarthrose
  • Abnormale gestalte: disproportionele of kleine gestalte, of net skeletale overgroei

Tekenen van vasculaire fragiliteit

  • Dilatatie of aneurysma van de thoracale aorta
  • Ernstige varices op jonge leeftijd, waarvoor behandeling noodzakelijk is
  • Arteriële tortuositeiten
  • Majeure bloedingen in de medische voorgeschiedenis
  • Plotse overlijdens op jonge leeftijd in de familiale geschiedenis

Oftalmologisch

  • Ectopia lentis (dislocatie van de ooglens)
  • Netvliesloslating
  • Spontane enucleatie
  • Keratoconus
  • Gedocumenteerde congenitale myopie
  • Blauwe sclerae (in combinatie met andere tekenen die op een erfelijke bindweefselaandoening wijzen)

Gebit

  • Dentinogenesis imperfecta
  • Ernstige gingivale recessie (in combinatie met andere tekenen die op een erfelijke bindweefselaandoening wijzen)
  • Gespleten verhemelte of huig (in combinatie met andere tekenen die op een erfelijke bindweefselaandoening wijzen)